Doelen
Gezondheidsbevordering
In het kader van gezondheidsbevordering wordt onder meer uitvoering gegeven aan de wettelijke taak om de gezondheid van de Zwolse inwoners te bevorderen en te beschermen tegen ziekten en calamiteiten door onder meer deel te nemen aan de gemeenschappelijke regeling GGD. Daarnaast wordt ingezet op de volgende doelstellingen.
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Het bevorderen van een gezonde leefstijl van onze inwoners en het bestrijden van risicovol gedrag t.a.v. gezondheid. | ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2009 geldt voor 19-65 jarigen:
| In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | Zoals aangegeven nu geen meetgegevens beschikbaar. |
Streefdoel/indicator | ||
Preventief ouderengezondheidsbeleid
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | Zoals aangegeven nu geen meetgegevens beschikbaar. |
Streefdoel/indicator | ||
Bevorderen van gezond gewicht bij jongeren van 0-19 jaar. De ontwikkeling van het percentage kinderen en jongeren met een gezond gewicht blijft in Zwolle gunstiger verlopen dan de ontwikkeling van het landelijk gemiddelde percentage. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
Jongeren met een gezond gewicht 4 t/m 13 jaar is 79% (bron: ChecKid 2009) en 12 t/m 23 jaar 75% (bron: Jongerenmonitor 2010). | In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | Zoals aangegeven nu geen meetgegevens beschikbaar. |
Streefdoel/indicator | ||
Afname alcoholgebruik onder jongeren. Jongeren beginnen later met het drinken van alcohol, drinken minder vaak en minder vaak grote hoeveelheden.
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | Zoals aangegeven nu geen meetgegevens beschikbaar. |
Streefdoel/indicator | ||
Er is een sport- en beweegaanbod voor inwoners van Zwolle, met of zonder beperking en ongeacht de leeftijd.
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| Maximaal 8% van de kinderen van 0-12 jaar is in 2014 inactief of matig actief. | Zoals aangegeven nu geen meetgegevens beschikbaar. |
| In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | |
| ||
| In 2014 kan op minimaal 18 scholen dagelijks binnen en buiten schooltijd worden gesport. |
Toelichting
Ten aanzien van preventief ouderengezondheidsbeleid wordt in 2014 geanalyseerd in hoeverre het preventieaanbod en de basiszorg beantwoorden aan de maatschappelijke opgave in de wijk.
Relaties met andere programma’s
Jeugd en alcohol heeft een relatie met het verslavingsbeleid alsmede toezicht en handhaving. Dit onderwerp wordt echter primair vanuit het gezondheidsbeleid vorm gegeven. Bevorderen van bewegen heeft een relatie met het begrotingsprogramma Sport.
Maatschappelijke ondersteuning en Zorg algemeen
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Het vergroten van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van Zwolse burgers en het (daarmee) voorkomen van sociaal isolement. | ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners is in jaar 2014 gestegen ten opzichte van het jaar 2012. | De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners in 2014 (5,0) is gelijk gebleven ten opzichte van het jaar 2012. |
| De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in het jaar 2014 gedaald ten opzichte van jaar 2012 | De schaalscore sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder bedraagt in 2014 1,4. |
Relaties met andere programma’s
Het programmeren van woonzorgvoorzieningen (huisvesting bijzondere doelgroepen) heeft een relatie met programma 1 . De transformatie jeugdzorg heeft een relatie met de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin en passend onderwijs, programma 7.
Informatie, advies en cliëntondersteuning (prestatieveld 3 Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Doelstelling: Geven van informatie, advies en cliëntondersteuning aan inwoners over ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de versterking van de regie van de cliënt. | ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| Het aantal keren dat de pagina’s van het Wmo loket op de gemeentelijke website worden bekeken is toegenomen in 2014 (ten opzichte van 2012) | Als gevolg van de introductie van een nieuwe website zijn voor deze indicator in 2014 geen betrouwbare gegevens beschikbaar. |
| Het aantal contacten van de sociaal raadslieden is minimaal 4.300. | Gerealiseerd: het aantal contacten van de sociaal raadslieden bedraagt 4.672. |
| In 2014 is het aantal behandelde hulp- en adviesvragen van ouderen minimaal 206. | Gerealiseerd: het aantal behandelde hulp- en adviesvragen van ouderen bedraagt 249. |
Ondersteunen van mantelzorgers (prestatieveld 4b Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Bieden van adequate ondersteuning en bevorderen van de participatie van mantelzorgers en voorkomen van overbelasting. | ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| Het percentage mantelzorgers dat zich tamelijk zwaar tot zwaar overbelast voelt is gedaald met 2 %. | Uit de specifieke onderzoeken onder mantelzorgers die in 2012 en 2014 zijn afgenomen is op een iets andere manier gemeten. Het aantal mantelzorgers dat te zwaar belast of zelfs overbelast is bedraagt 9 en 5 %. |
| Het percentage mantelzorgers dat bekend is met het steunpunt Mantelzorg is gestegen met 5% in 2014 ten opzichte van 2009. | Uit het onderzoek dat in 2014 is gehouden blijkt dat 65 % van de mantelzorgers weet dat zij ondersteuning kunnen vragen. 62 % van hen weet ook hoe zij die ondersteuning kunnen regelen. |
Relaties met andere programma’s
Het ondersteunen van mantelzorgers heeft onder meer een relatie met de aanpak van huiselijk geweld. Binnen het plan van aanpak ouderenmishandeing vormen mantelzorgers en zorgvrijwilligers een aparte doelgroep.
Bevorderen participatie mensen met een beperking of chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem (prestatieveld 5 Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Het verhogen van de deelname aan de Zwolse samenleving en het vergroten van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. | ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners met een beperking of een chronische ziekte is in jaar 2014 gestegen ten opzichte van het jaar 2012. | De schaalscore voor maatschappelijke participatie van alle Zwolse inwoners is in 2014: 4,4 |
| De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder met een beperking of een chronische ziekte is in het jaar 2014 gedaald ten opzichte van jaar 2012. | De schaalscore voor sociaal isolement van alle Zwolse inwoners is in 2014: 2,2 |
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2012:
| In 2014: | Gerealiseerd. |
| Start hulpverlening binnen 4 weken na intake: 100%. | Gerealiseerd. |
| Reactie bij internethulpverlening binnen 3 werkdagen: 100%. | Gerealiseerd. |
Relaties met andere programma’s
Het bevorderen van participatie van mensen met beperkingen heeft een relatie met de begrotingsonderdelen werk en participatie
Toelichting
De wijziging in scaalscores ten aanzien van de participatie en sociaal isolement zijn te klein om daar conclusies aan te kunnen verbinden.
Individuele voorzieningen voor mensen met een beperking of een chronisch psychische probleem of een psychosociaal probleem (prestatieveld 6 Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Het ondersteunen van inwoners met een beperking of met een chronisch-psychisch of een psychisch-sociaal probleem bij het behouden of vergroten van hun maatschappelijke participatie. De ondersteuning bestaat uit het in aansluiting op de eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van het sociaal netwerk en de algemene en collectieve voorzieningen in Zwolle, bieden van individuele voorzieningen zodat inwoners in staat zijn:
| ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| Het aantal keukentafelgesprekken neemt toe en er wordt inzicht geboden in de opbouw van het brede arrangement. | In 2014 zijn 1.246 keukentafel |
| Van de cliënten die gebruik maken van individuele voorzieningen Wmo geeft minimaal 83% aan dat deze ondersteuning een bijdrage levert aan het langer zelfstandig wonen. | Van de cliënten die gebruik maken van |
| Van de cliënten die gebruik maken van individuele voorzieningen Wmo geeft minimaal 80% aan dat de ondersteuning een bijdrage levert aan het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij | Van de cliënten die gebruik maken van We constateren dat de Wmo-voorzieningen voor de oudere leeftijdsgroepen (ouder dan 65 jaar) vooral bijdragen aan het langer zelfstandig wonen en dat een kleiner deel de betekenis hiervan ziet voor het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij. |
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| Minimaal 88% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden is binnen 8 weken afgerond. | In 2014 is 98% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden binnen 8 weken afgerond. |
| Minimaal 85% van de aanvragen voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen zijn binnen 8 weken afgerond. | In 2014 is 77% van de aanvragen voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen binnen 8 weken afgerond. |
| Minimaal 85% van de aanvragen voor een woonvoorziening is binnen 12 weken afgerond. | In 2014 is 60% van de aanvragen voor een woonvoorzieningen binnen 12 weken afgerond. |
| Minimaal 97% van de aanvragen voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) is binnen 8 weken afgerond. | In 2014 is 89% van de aanvragen voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) binnen 8 weken afgerond. |
Toelichting: In 2014 is er sprake geweest van een administratieve achterstand. Dit wil zeggen dat op voorhand voorzieningen geleverd zijn met toestemming van de cliënt. Cliënten hadden wel al de beschikking over de voorziening of het hulpmiddel maar het afsluiten van het werkproces en de registratie daarvan heeft vertraagd plaatsgevonden.
Maatschappelijke Opvang (prestatieveld 7a Wmo) en Openbare geestelijke gezondheidszorg (prestatieveld 8 Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Beperken van noodzaak tot gebruik van maatschappelijke opvang. Indien noodzakelijk opvang en ondersteuning bieden gericht op door- en uitstroom, alsmede het vergroten van participatie en zelfredzaamheid. Daarnaast wordt ingezet op het beperken van overlast door dak- en thuislozen. | ||
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 zitten alle dak- en thuislozen die bekend zijn bji de centrale toegang, in traject gericht op een stabiele mix van huisvesting, dagbesteding zorg- en hulpverlening waarbij het hoogst haalbare niveau van de cliënt als uitgangspunt wordt gehanteerd. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
Alle dak- en thuislozen, bekend bij de centrale toegang, worden na screening in een traject geplaatst, of doorverwezen naar elders (andere regio, andere hulpverlening). | Ook in 2014 zitten alle dak- en thuislozen die bekend zijn bij de centrale toegang, in een traject. | Gerealiseerd. |
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 is voor tenminste 60% van de daklozen bekend bij de centrale toegang dagbesteding gerealiseerd. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2013 heeft 39 % van de dak- en thuislozen structurele dagbesteding. Een ander deel heeft wel vormen van dagbesteding, maar niet structureel. | In 2014 is voor ten minste 60% van de dak- en thuislozen dagbesteding gerealiseerd. | Gerealiseerd (95%). Alle dak- en thuislozen die bij de Centrale Toegang worden gemeld, krijgen een aanbod van Zwolle Actief voor dagbesteding. Slechts een enkeling maakt geen gebruik van dit aanbod, daarom is de score geen 100%. |
Streefdoel/indicator | ||
Het aantal mensen dat dakloos raakt ten gevolge van huisuitzetting is in 2014 minder dan 5% van het aantal daklozen. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2012 was 4,5% van het aantal daklozen het gevolg van huisuitzettingen. | Het aantal mensen dat dakloos raakt ten gevolge van huisuitzetting is in 2014 minder dan 5% van het aantal daklozen. | Exacte cijfers over huisuitzettingen zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Wel blijkt uit gesprekken met corporaties en zorgaanbieders dat het aantal huisuitzettingen afneemt en dat dakloosheid als gevolg van huisuitzettingen in de meeste gevallen kan worden voorkomen door tijdig hulpverlening in te zetten. |
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 is overlastgevend gedrag van daklozen teruggebracht naar 75% van het niveau van 2010. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
Concrete cijfers ten aanzien van nulmeting zijn niet beschikbaar, o.a. vanwege vervanging registratiesysteem bij politie. Hierdoor is de oorspronkelijke 0-meting uit 2007 niet meer te gebruiken als basis voor vervolgmetingen. | In 2013 is met politie en centrale toegang (GGD) onderzocht in hoeverre het alsnog mogelijk is om een betrouwbare nulmeting vast te stellen. Omdat dak- en thuislozen niet meer als zodanig in het registratiesysteem van de politie geregistreerd staan en koppeling van gegevens van C.T. aan het systeem van de politie op technische alsmede op privacy problemen stuitte is geconcludeerd dat dit niet haalbaar is. | Er is minder overlast door dak- en thuislozen, gelet op voorgaande kan geen betrouwbare vergelijking tussen de 0 meting in 2007 worden gemaakt. |
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 is voor ten minste 95% van de daklozen bekend bij de centrale toegang, huisvesting gerealiseerd. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2013 is voor ten minste 95% van de daklozen, bekend bij de centrale toegang, huisvesting gerealiseerd. Hierbij moet wel worden aangegeven dat ook nachtopvang hier als huisvesting is aangemerkt, niemand hoeft op straat te slapen. | In 2014 is voor ten minste 95% van de daklozen bekend bij de centrale toegang, huisvesting gerealiseerd. | Gerealiseerd. |
Streefdoel/indicator | ||
Het aantal mensen dat dakloos raakt ten gevolge van detentie of afwenteling door andere instellingen is in 2014 minder van 5% van het totaal aantal daklozen. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In Zwolle zijn nagenoeg geen gevallen bekend van dakloosheid als gevolg van detentie. | Het aantal mensen dat dakloos raakt ten gevolge van detentie of afwenteling door andere instellingen is in 2013 minder dan 5% van het totaal aantal daklozen. | Gerealiseerd. |
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 is het aantal zwerfjongeren in de regio Zwolle met 50% gedaald ten opzichte van het jaar 2008. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2012 is het aantal zwerfjongeren licht toegenomen naar 92, waarmee het 7 % hoger ligt dan in 2008. | In 2014 is het aantal zwerfjongeren in de regio Zwolle met 50% gedaald ten opzichte van het jaar 2008. | Het aantal zwerfjongeren in 2014 is 93. Dat is vergelijkbaar aan het aantal zwerfjongeren in 2012. De doelstelling dat het aantal 50% lager zou zijn dan het aantal zwerfjongeren in 2008 is echter niet haalbaar gebleken. |
Toelichting
In 2014 werd een toename van overlast door dak- en thuislozen in de binnenstad geconstateerd, met name in en bij de bibliotheek. Dit had deels te maken met het sluiten van Bonjour per eind 2013. Een deel van de bezoekers van Bonjour kon geen aansluiting vinden met het aanbod van Zwolle Actief en hield zich in de binnenstad op. Aanvullende afspraken met de partners van Zwolle Actief en gerichte inzet van Streetcare heeft er voor gezorgd dat de overlast is afgenomen.
Ten aanzien van het aantal dakloze jongeren is het streefdoel door de raad in 2010 in een amendement vastgesteld. Het streven is om in 2014 een daling met 50% te realiseren van het aantal zwerfjongeren in de regio Zwolle ten opzichte van het jaar 2008. Wij hebben eerder geconstateerd dat wij op basis van de cijfers van de afgelopen jaren niet verwachten dat het streefdoel realistisch is. Wij zagen in 2012 zelfs een lichte stijging van het aantal zwerfjongeren ten opzichte van 2008. Wij hebben afgelopen de periode fors ingezet op verbetering van de aanpak van de problematiek van zwerfjongeren. Zo is het project Fast Forward (begeleid wonen voor (zwerf)jongeren) gestart in Zwolle en Kampen. Daarnaast wordt ingezet op preventie c.q. warme overdracht van jeugdzorg naar reguliere zorg (project Go-on). Wij verwachten dat mogelijke afname van het aantal zwerfjongeren pas na 2014 zal plaatsvinden.
Relatie met andere programma’s
Bij het onderdeel maatschappelijke opvang en openbare geestelijke gezondheidszorg ligt er een relatie met de programma’s 8, 10 en 11.
Bieden van vrouwenopvang en het bestrijden van huiselijk geweld (prestatieveld 7b Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Voorkomen en tegengaan van huiselijk geweld. In voorkomende gevallen het geweld zo snel mogelijk signaleren en stoppen en betrokkenen ondersteunen naar zelfredzaamheid en terugkeer zonder huiselijk geweld. Zorg dragen voor tijdelijke opvang voor de slachtoffers van huiselijk geweld als de veiligheid daartoe aanleiding geeft. | ||
Streefdoel/indicator | ||
Huiselijk geweld is afgenomen ten opzichte van de verschillende nulsituaties.
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
Huiselijk geweld:
| In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | Voor 2014 zijn geen gegevens beschikbaar, zoals in de begroting 2014 ook aangegeven. |
Streefdoel/indicator | ||
Verhogen van het aantal meldingen van huiselijk geweld (inclusief meldingen kindermishandeling en ouderenmishandeling).
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
Meldingen huiselijk geweld | ||
| Het aantal contacten bij het Steunpunt Huiselijk Geweld betreffende de regio IJsselland is in 2014 gestegen ten opzichte van 2011. | Gerealiseerd. Het aantal contacten in 2014 bij het Steunpunt Huiselijk Geweld voor de regio IJsselland is 1748. |
| Het aantal crisisinterventies in de regio IJsselland is in 2014 gestegen ten opzichte van 2011. | Niet gerealiseerd. Het aantal crisisinterventies in 2014 voor de regio IJsselland is 139. Hiervan zijn er 116 met huisverbod en 23 zonder huisverbod. |
| Het aantal reguliere politiemeldingen huiselijk geweld wat afgehandeld is in 2014 is gestegen ten opzichte van 2011. | Gerealiseerd. Het aantal reguliere politiemeldingen huiselijk geweld dat in 2014 is afgehandeld is 1114. |
Toelichting
Sinds halverwege 2012 worden alle reguliere politiemeldingen rond huiselijk geweld direct doorgezet naar het Steunpunt Huiselijk Geweld. Dit heeft geleid tot een forse stijging van het aantal meldingen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld, met 1956 meldingen in 2013, toen dit voor het eerst het hele jaar gebeurde. Voor 2014 komt het aantal uit op 1748, wat iets lager is dan in 2013, maar hoger dan in de nulsituatie. Het aantal politiemutaties zelf is in 2014 iets lager dan in 2013 en zakt van 1353 naar 1114, maar is in 2014 wel fors hoger dan de nulsituatie. Het aantal politiemutaties is onderdeel van het aantal contacten van het Steunpunt Huiselijk Geweld, naast meldingen van particulieren en van professionals.
Het aantal crisisinterventies is voor het eerst sinds 2011 gedaald. De grootste daling doet zich voor bij crisisinterventies zonder huisverbod, die veelal rond de 60 was en in 2014 uitkomt op 23. Het aantal crisisinterventies met huisverbod is licht gestegen.
Relaties met andere programma’s
In de preventie van kindermishandeling heeft het Centrum voor Jeugd en Gezin een belangrijke rol. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is opgenomen in programma 7. Preventie, signalering en ondersteuning bij ouderenmishandeling heeft een relatie met het ouderenbeleid en het ondersteunen van mantelzorgers (prestatieveld 4b van de Wmo).
Verslavingsbeleid (prestatieveld 9 Wmo)
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Verslaving verminderen en voorkomen met als doel participatie en zelfredzaamheid. | ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
| In 2015 wordt door de GGD weer gemeten op de betreffende doelstellingen. Voor 2014 is het dus niet mogelijk een toetsbare norm te formuleren. | Zoals gemeld zijn er geen gegevens beschikbaar voor 2014. |
Relaties met andere programma’s
Alcoholmatiging onder jeugdigen is één van de speerpunten van het gezondheidsbeleid en wordt primair vanuit dat beleidsveld vorm gegeven (zie elders in dit programma ).
Nazorg ex-gedetineerden
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
Het vergroten van de participatie en re-integratie van ex-gedetineerden en het terugdringen van recidive onder ex-gedetineerden. Het gaat hierbij over de inwoners die voorafgaand aan detentie in Zwolle verbleven of om een bijzondere reden in Zwolle willen vestigen. | ||
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 is tenminste 90% van de ex-gedetineerden (die nazorg hebben ontvangen) in het bezit van een geldig ID-bewijs bij het verlaten van de penitentiaire inrichting. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2011 was 75% van de ex-gedetineerden (die nazorg hebben ontvangen) in het bezit van een geldig ID-bewijs bij het verlaten van de penitentiaire inrichting. | In 2014 is 90% van de ex-gedetineerden (die nazorg hebben ontvangen in het bezit van een geldig ID-bewijs bij het verlaten van de penitentiaire inrichting. | Gerealiseerd. In 2014 is het gelukt om alle ex-gedetineerden die nazorg van de gemeente ontvangen in het bezit te laten zijn van een geldig ID-bewijs bij het verlaten van de penitentiaire inrichting. |
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 heeft tenminste 80% van de ex-gedetineerden (die nazorg hebben ontvangen) bij het verlaten van de penitentiaire inrichting voor de periode kort na detentie een vorm van inkomen en/of dagbesteding. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
In 2011 had 79% van de ex-gedetineerden (die nazorg hebben ontvangen) bij het verlaten van de penitentiaire inrichting voor de periode kort na detentie een vorm van inkomen en/of dagbesteding. | In 2014 heeft 80% van de ex-gedetineerden (die nazorg hebben ontvangen) bij het verlaten van de penitentiaire inrichting voor de periode kort na detentie een vorm van inkomen en/of dagbesteding. | Gerealiseerd. In 2014 had 90% van de ex-gedetineerden die nazorg van de gemeente ontvangen een vorm van inkomen en/of dagbesteding bij het verlaten van de penitentiaire inrichting. |
Streefdoel/indicator | ||
In 2014 is voor tenminste 70% van de ex-gedetineerden met schulden (die nazorg hebben ontvangen), binnen drie weken na verlaten van de penitentiaire inrichting, de schulden in kaart gebracht en indien mogelijk een schuldhulpverleningsplan opgesteld. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2014 | Wat is in 2014 gerealiseerd |
Nog te bepalen. | In 2014 is voor tenminste 70% van de ex-gedetineerden met schulden (die nazorg hebben ontvangen), binnen drie weken na verlaten van de penitentiaire inrichting, de schulden in kaart gebracht en indien mogelijk een schuldhulpverleningsplan opgesteld. | Gerealiseerd. Bij circa 80% van de ex-gedetineerden met schulden (die nazorg hebben ontvangen) is binnen drie weken na verlaten van de penitentiaire inrichting, de schulden in kaart gebracht en is indien mogelijk een schuldhulpverleningsplan opgesteld. |
Toelichting
Alle doelstellingen voor de nazorg van ex-gedetineerden zijn in 2014 ruim gehaald, maar op één onderdeel onderdelen vraagt dit een nadere toelichting. Het percentage ex-gedetineerden dat een vorm van inkomen en/of dagbesteding heeft bij het verlaten van de PI is met 90% ruim boven de norm. Het betreft echter vooral inkomen, terwijl de dagbesteding veel vaker niet te realiseren is omdat er te weinig mogelijkheden zijn.
Relatie met andere programma’s
Voor het onderdeel nazorg ex-gedetineerden ligt er een relatie met de programma’s 8 en 10.