Paragraaf 5 Financiering

Algemene ontwikkelingen

De ontwikkelingen van de economie op mondiaal niveau hebben invloed op de rentetstanden. In de VS trekt de economie aan na een periode waarin de FED (de centrale bank van de VS) een zeer ruimhartig monetair beleid heeft gevoerd door het opkomen van staatsleningen van banken. Dit ruimhartige beleid is in fasen afgebouwd.
De economische groei in Europa blijft achter bij die van de VS. Wij staan aan de vooravond van een gelijksoortig ruimhartig monetair beleid. Onlangs kondigde de ECB aan over te gaan tot een fors opkoopprogramma van € 60 miljard per maand tot in elk geval september 2016 aan staatsleningen om banken meer lucht te geven. Daarvóór besloot de ECB tot een verlaging van de korte rente in twee stappen naar 0,05% en een niet eerder vertoonde negatieve rente van 0,2% op de deposito’s die banken bij de ECB plaatsten. De verwachting is dat de ECB in 2015 de depositorente negatief zal houden.
Hierdoor is ook in de rente op langlopende leningen (met een looptijd van meer dan een jaar) in 2014 steeds verder gedaald. Begin 2014 stond de 10-jaarsrente (gebaseerd op een renteruilcontract met aflossing ineens aan het einde van de looptijd) nog op 2,19%; aan het eind van 2014 bedroeg deze 0,82%. In onze begroting voor 2014 waren wij uitgegaan van een 10-jaars swaprente  ultimo 2014 van 3,2%. Wij verwachten nu voor 2015 een bandbreedte van 0,6% tot 1,3% voor de 10-jaarsrente.
Wij hielden voor 2014 rekening met een korte rente van 0,5%. In werkelijkheid hebben we gemiddeld onder 0,1% geleend. Met name in de tweede helft van het jaar zijn we er in geslaagd om een groot deel van de korte leningen tegen 0% of een negatieve rente af te sluiten. Wij verwachten dat ook te kunnen doen voor de meeste korte leningen in 2015. De kans dat de rente in 2015 anders uitpakt blijft natuurlijk aanwezig. Eén procent afwijking op de kort lopende financiering betekent ca € 400.000 resultaat op het product rente & financiering.

Eind 2013 zijn aanpassingen in de Wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO) doorgevoerd. Met name het Schatkistbankieren is een nieuw onderdeel. Kort samengevat houdt dit in dat gemeenten overtollige liquide middelen bij schatkist van het rijk moeten stallen. Verderop is in deze paragraaf een tabel opgenomen over dit onderwerp. Daarin staat dat wij binnen de bandbreedtes van de Wet hieraan uitvoering hebben gegeven.
In 2014 is ook de Wet Houdbare Overheidsfinanciën in werking getreden.
Naar aanleiding van deze aanpassingen in de wetgeving is in de loop van 2014 het treasurystatuut geactualiseerd en ter vaststelling aangeboden aan uw raad.

Risicobeheer
Renterisicobeheer

Renterisico over de vlottende schuld
De kasgeldlimiet bepaalt de maximale omvang waarvoor gemeenten kortlopende leningen (korter dan 1 jaar) mogen aangaan. Deze limiet wordt conform de Wet FiDO berekend naar een vast percentage (8,5%) van het begrotingstotaal per 1 januari. Voor 2014 was de kasgeldlimiet berekend op bijna € 34,1 mln.
Zolang de korte rente lager is dan de rente voor langere looptijden streven wij ernaar om de kasgeldlimiet optimaal te benutten. Over het moment waarop wordt geconsolideerd (omzetten van korte schuld in lange schuld) zijn in het Treasurycommité spelregels afgesproken. Uiteraard spelen hierbij de rentevisie en de liquiditeitsprognose een belangrijke rol.

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1 mln)

1e kwartaal

2e kwartaal

3e kwartaal

4e kwartaal

Netto vlottende schuld (+)/vlottende middelen

33,768

25,067

4,339

12,609

Kasgeldlimiet

34.085

34.085

34.085

34.085

Ruimte onder limiet

317

9.018

29.745

21.476

De kasgeldlimiet is in het gehele jaar niet overschreden. De beperkte uitnutting van de kortgeldpositie in het derde kwartaal had nog alles te maken met de grote bijdrage van de provincie eind 2013.

Renterisico over de vaste schuld
Voor het renterisico over het begrotingstotaal geldt een wettelijke norm van maximaal 20% per jaar. Kort gezegd houdt dit in dat in enig jaar niet meer dan 20% van het totaal van de begroting mag worden geherfinancierd (herfinanciering als gevolg van aflossingen dan wel renteherzieningen). De maximumnorm is door het rijk ingesteld om een enigszins stabiele rentelast over de jaren te bewerkstelligen. In onderstaand overzicht is dit voor onze gemeente weergegeven voor het verslagjaar en de komende 4 jaren.

Renterisiconorm (bedragen x 1 mln)

Begroot 2014

Realisatie 2014

Begroot 2015

Begroot 2016

Begroot 2017

Begroot 2018

  • Maximaal renterisico op vaste schuld

41,6

0,0

46,7

20,5

44,9

17,9

  • Renterisiconorm

80,2

80,2

95,5

95,5

95,5

95,5

Ruimte onder limiet

38,6

80,2

48,8

75,0

50,6

77,6

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de renterisiconorm in 2014 niet is overschreden, er zijn geen nieuwe lange leningen aangetrokken. Tevens blijkt uit de doorrekening van volgende jaren dat ook dan geen overschrijding van de renterisiconorm wordt verwacht. Naast de renterisiconorm wordt uiteraard gekeken naar meerjarige financieringsbehoefte. Hierop wordt de looptijd van nieuwe geldleningen afgestemd.

Voor 2015 is er voor € 50 mln. aan nieuwe leningen begroot. Het te lenen bedrag is nodig voor herfinancieringen van bestaande leningen en nieuwe investeringen.

Kredietrisico’s op verstrekte leningen

Kredietrisico op uitgezette leningen
(bedragen x € 1.000)

Restant vordering
Per 1-1-2014

Restant vordering
Per 31-12-2014

Absoluut

%

Absoluut

%

Gemeenten / provincies

-

-

Woningcorporaties met WSW-garantie

26.775

38,14%

21.926

40,4%

Woningcorporaties niet WSW-garantie

570

0,11%

464

1,0%

Overheid-gelieerde bedrijven

1.168

1,67%

928,8

1,7%

Entiteiten met karakter publieke taak

35.248

50,22%

24.394

44,8%

Bijstandsleningen

3.376

4,81%

3.220

5,9%

Overige instellingen

3.541

5,05%

3.360

6,2%

Totaal

70.184

100,0%

54.293

100,0%

De beleggingen zijn oplopend gerangschikt naar risico, waarbij alle beleggingen binnen de toegestane kredietrisico’s vallen. In de Wet Fido is opgenomen, dat kortlopende beleggingen (korter dan 3 maanden) alleen mogen worden gedaan bij instellingen met minimaal een A-rating. Langlopende beleggingen (langer dan 1 jaar) mogen alleen bij instellingen met minimaal een AAA-rating#. De beleggingen voldoen aan de eisen gesteld door de Wet Fido en het Treasurystatuut of zijn expliciet door uw raad goedgekeurd. Dit geldt vooral voor de verstrekte leningen in de entiteiten met een publiek karakter en de overige instellingen.

Risico’s op verstrekte gemeentegaranties

De gemeenteraad heeft vooral in het verleden garanties verstrekt voor leningen die onder meer door lokale woningbouwverenigingen, ouderenhuisvesting, het ziekenhuis, sportverenigingen en dergelijke zijn aangegaan. Ook staat de gemeente nog, deels middels een achtervang, garant voor oude leningen die door particuliere woningeigenaren zijn aangegaan. Dit loopt in de tijd terug naar nihil. Tegenwoordig opereren er waarborgfondsen voor woningbouw, zorg en dergelijke. Hiermee wordt een rechtstreeks beroep op de gemeente om garant te staan voor leningen, steeds kleiner. Bij de sociale woningbouw is de gemeente nog steeds verplicht om als ‘achtervang’ garant te staan. Ons college heeft besloten om vanaf 1-1-2011 niet meer garant te staan voor nieuwe leningen die worden verstrekt onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Risico op gemeentegaranties
(bedragen x  € 1 mln.)

Restant bedrag
per 1-1-2014

Restant bedrag
per 31-12-2014

Absoluut

Absoluut

  • Diverse garantstelling

2.010,2

1.970,9

In bijlage 10 is een overzicht opgenomen van gewaarborgde geldleningen per 31-12-2014 met een toelichting en risicobeschrijving.

Gemeentefinanciering
Financieringspositie

Voor 2014 was voorlopig rekening gehouden met € 36 mln. aan nieuwe leningen. Er zijn in het geheel geen nieuwe lange leningen aangetrokken. Het eind 2013 ontvangen grote voorschot van de provincie Overijssel voor de Spoorzone, kon voorlopig worden ingezet als financieringsbron. In de loop van de jaren zal dit geld worden besteed aan de Spoorzone, wij zullen dan alsnog nieuwe leningen afsluiten. Daarnaast hebben er twee grotere verkopen binnen de grondexploitatie plaatsgevonden. Om de totale schuldpositie te beschouwen dienen korte leningen, lange leningen en de positie in rekening-courant samen genomen te worden.  Alles tezamen gezien is onze schuld in 2014 met ongeveer € 14 mln. afgenomen. In de volgende paragraaf opgenomen tabel ziet u de ontwikkeling van de lange schuld.

Leningenportefeuille opgenomen gelden (exclusief bijstandleningen)

Mutaties leningenportefeuille

Begroting 2014

Rekening 2014

Bedrag
(x € 1 mln.)

Gemiddelde rente

Bedrag
(x € 1 mln.)

Gemiddelde rente

Stand per 1 januari 2014

371,0

3,07 %

334,0

3,77%

  • Nieuwe leningen

+ 36,0

 4,0 %

0

n.v.t.

  • Reguliere aflossing

- 43,0

3,46 %

-17,4

2,79%

  • Renteswap*

10,0

3,43%

  • Vervroegde aflossing

n.v.t.  

-3,8

4,59%

  • Renteherziening oud

4,8

4,57%

-2,8

4,51%

  • Renteherziening nieuw

4,8

4,0%

2,8

2,73%

Stand per 31 december 2014

364,4

2,90 %

322,8

3,25%

*De renteswap werd eerder onder de korte leningen verantwoord.

De begrote cijfers zijn nauwelijks te vergelijken met de gerealiseerde cijfers vanwege de invloed van het grote voorschot van de provincie eind 2013 op het geheel. Per saldo zien we een fors lagere schuldpositie eind 2014. We hebben maar zeer beperkt kunnen profiteren van de lagere rentes in de markt, zodat het gemiddelde percentage minder daalde dan begroot. Daarnaast zijn er twee leningen vervroegd afgelost. Hiervan was bij begroting niet uitgegaan.

Het verloop van het deel van de leningportefeuille voor de algemene financiering is in het volgende grafiek weergegeven.

De benodigde leningen voor de algemene financiering blijven nagenoeg gelijk.

Risico swap

Wegens een stelselwijziging in de boekhoudvoorschriften voor gemeenten behoeft er niet langer een voorziening te worden gevormd voor de eventuele negatieve marktwaarde van de swap. Onderdeel van deze voorschriften is dat we ons bereid verklaard hebben in geval een toekomstige break van de swap een eventueel negatieve marktwaarde te financieren in een  nieuwe lening.

Leningenportefeuille uitgezette gelden (exclusief bijstandsleningen)

Tot deze portefeuille behoren vooral de leningen die conform uw besluiten zijn verstrekt aan woningbouwverenigingen, achtergestelde leningen in overheid gelieerde bedrijven, twee leningen ten behoeve van de brandweerkazernes aan de Veiligheidsregio IJsselland, een lening aan een zorginstelling, enkele leningen aan sportverenigingen en dergelijke.

Mutaties portefeuille verstrekte leningen

Begroting 2014

Rekening 2014

Bedrag
(x € 1 mln)

Gemiddelde rente

Bedrag  
(x € 1mln)

Gemiddelde rente

Stand per 1 januari 2014

38,3

4,80%

61,5

4,06%

  • Nieuwe beleggingen*

0,0

0.00%

-1,5

4,96%

  • Reguliere aflossing

-1,6

5,11%

-1,8

3,86%

  • Vervroegde aflossing

n.v.t.

-7,4

4,77%

  • Renteherziening (oud percentage)

-4,8

4,57%

-2,8

4,56%

  • Renteherziening (nieuw percentage)

4,8

4,00%

2,8

2,77%

Stand per 31 december 2014

36,6

4,47%

50,8

3,82%

*De gemeentelijke bijdrage in de vervroegde aflossing van de lening aan Wonen Boven Winkels.

De per 31-12-2013 verstrekte leningen aan de Veiligheidsregio IJsselland waren bij de begroting nog niet meegenomen. De NV Wonen boven Winkels heeft de aan haar verstrekte lening vervroegd afgelost, hierover heeft separate besluitvorming plaatsgevonden (inclusief de gemeentelijk bijdrage).
De gemeente kon die lening niet vervroegd aflossen en heeft hem nu opgenomen onder de algemene financiering. Naast de reguliere kleinere aflossingen waren er een drietal renteherzieningen, waarvan twee bij een woningcorporatie en één bij de zorginstelling Het Zand.

Treasury-resultaat

Doordat er middels een rente-omslag methodiek rente wordt toegerekend aan de vaste activa en aan de voorraden gronden enerzijds en anderzijds aan bepaalde reserves rente wordt vergoedt en de externe werkelijke rentekosten afwijken van de begrote kosten ontstaat er een renteresultaat. Per saldo was dit resultaat € 71.000 gunstiger dan bij de laatste Berap gemeld. In het bijlagenboek is daar een overzicht van opgenomen.

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren houdt in dat gemeenten overtollige middelen in de schatkist moeten onderbrengen. Een beperkte hoeveelheid geld mag de gemeente op haar eigen bankrekeningen aanhouden. Dit bedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van een gemeente in een jaar. 0,75% van dat begrotingsbedrag mag gemiddeld buiten de schatkist blijven. In onderstaande tabel wordt hierover gerapporteerd.

Berekening benutting drempelbedrag schatkistbankieren (bedragen x € 1000)

Verslagjaar

1)

Drempelbedrag

3007,5

Kwartaal 1

Kwartaal 2

Kwartaal 3

Kwartaal 4

2)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen

1.217

922

1.547

941

(3a) = (1)>(2)

Ruimte onder het drempebedrag

1.791

2.086

1.461

2.067

(3b) = (2)>(1)

Overschrijding van het drempelbedrag

-

-

-

-

(1) Berekening drempelbedrag

Verslagjaar

(4a)

Begrotingstotaal verslagjaar

401.000

(4b)

Het deel van het begrotingstotaal dat kleiner of gelijk is aan  € 500 miljoen

401.000

(4c)

Het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat

-

(1) = (4b) * 0,0075 + (4c) * 0,002 met een minimum van € 250.000

Drempelbedrag

3007,5

(2) Berekening kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen

Kwartaal 1

Kwartaal 2

Kwartaal 3

Kwartaal 4

(5a)

Som van de per dag buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen (negatieve bedragen tellen als nihil)

109.527

83.857

142.282

86.552

(5b)

Dagen in het kwartaal

90

91

92

92

(2) - (5a) / (5b)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen

1.217

922

1.547

941

Hieruit blijkt dat wij ruimschoots binnen de toegestane drempel zijn gebleven.